Hoofdstuk 12 Flashcards Preview

English > Hoofdstuk 12 > Flashcards

Flashcards in Hoofdstuk 12 Deck (79)
Loading flashcards...
1
Q

free tickets

A

vrijkaarten

2
Q

Ibsen

A

Noorse toneelschrijver

3
Q

famous

A

beroemd

4
Q

infamous

A

berucht

5
Q

gallery

A

hoogste balkon van een theater

6
Q

the stalls

A

de zaal van een theater

7
Q

to crane

A

rekken

8
Q

to twist

A

verrekken

9
Q

balcony

A

balkon

10
Q

leading actor

A

hoofdrolspeler

11
Q

to be carried away by

A

in de ban raken van

12
Q

orchestra pit

A

orkestbak

13
Q

to agree with each other

A

elkaar liggen

14
Q

opening night

A

premiere

15
Q

dress rehearsal

A

generale repetitie

16
Q

acting

A

toneelspelen

17
Q

actor, actress

A

acteur, actrice

18
Q

director

A

regisseur

19
Q

audience

A

publiek

20
Q

curtain call

A

open doekje

21
Q

3rd act, 2nd scene

A

3de akte/ 2de scene

22
Q

decor

A

decor

23
Q

concert

A

concert

24
Q

orchestra

A

orkest

25
Q

conductor

A

dirigent

26
Q

musical instruments

A

muziekinstrumenten

27
Q

wind instruments

A

blaasinstrumenten

28
Q

woodwinds

A

houten blaasinstrumenten

29
Q

brass

A

koperen blaasinstrumenten

30
Q

strings

A

strijkinstrumenten

31
Q

violins

A

violen

32
Q

bassoon

A

fagot

33
Q

bass

A

bas

34
Q

percussion

A

slagwerk

35
Q

grand piano

A

vleugel

36
Q

keyboard

A

toetsenbord

37
Q

composer

A

componist

38
Q

classical music

A

klassieke muziek

39
Q

pop music

A

popmuziek

40
Q

rhythm

A

ritme

41
Q

beat

A

maat

42
Q

key

A

muzieksleutel

43
Q

sheet music

A

bladmuziek

44
Q

cinema

A

bioscoop

45
Q

box office

A

loket

46
Q

a box- office success

A

een kassucces

47
Q

review

A

recensie

48
Q

the (silver) screen

A

het witte doek

49
Q

script

A

draaiboek

50
Q

cast

A

rolbezetting

51
Q

leading part

A

hoofdrol

52
Q

supporting part

A

bijrol

53
Q

extra

A

figurant

54
Q

might I ask

A

zou ik mogen vragen

55
Q

it’s not what it used to be

A

het is niet wat het geweest is

56
Q

boring

A

saai

57
Q

to pursue

A

beoefenen

58
Q

the odds are against his getting the lead part

A

het is onwaarschijnlijk dat hij de hoofdrol krijgt

59
Q

hiking

A

wandelen

60
Q

angling

A

hengelen

61
Q

big game hunting

A

jacht op groot wild

62
Q

drawing

A

tekenen

63
Q

restoring old buildings

A

oude gebouwen herstellen

64
Q

poverty

A

armoede

65
Q

extraordinary

A

buitengewoon

66
Q

to seek

A

hier; pogen

67
Q

brave

A

moedig

68
Q

attempt

A

poging

69
Q

panache

A

zwier

70
Q

astonishingly

A

verbazingwekkend

71
Q

quasi

A

niet echt

72
Q

mentor

A

begeleider in studie of werk

73
Q

to achieve

A

bereiken

74
Q

to characterize

A

karakteriseren, uitgebeeld

75
Q

dignity

A

waardigheid

76
Q

endeavour

A

poging

77
Q

throughout

A

overal

78
Q

throughout the world

A

wereldwijd

79
Q

throughout the year

A

door het jaar heen