Hoofdstuk 23 Flashcards Preview

English > Hoofdstuk 23 > Flashcards

Flashcards in Hoofdstuk 23 Deck (122)
Loading flashcards...
1
Q

transatlantisch; tussen Europa en Amerika

A

transatlantic

2
Q

op dit moment

A

right now

3
Q

op de hoogte brengen/ houden

A

to inform

4
Q

verzending

A

shipment

5
Q

moersleutel

A

spanner

6
Q

bijna gereed zijn

A

to near completion

7
Q

adviseren

A

to advise

8
Q

verpakken

A

to wrap

9
Q

oliepapier

A

oiled paper

10
Q

kist

A

case

11
Q

waterbestendige bekleding

A

waterproof lining

12
Q

deksel

A

lid

13
Q

dichtmaken

A

to fasten

14
Q

de douane

A

Customs

15
Q

aan de eisen voldoen

A

to meet the requirements

16
Q

verzenden

A

to forward

17
Q

het moet aankomen/ het wordt verwacht

A

it is due to arrive

18
Q

verzekeringspolis

A

insurance policy

19
Q

factuur, rekening

A

invoice

20
Q

exemplaar

A

copy

21
Q

paklijst

A

packing list

22
Q

kopie

A

duplicate

23
Q

handels-

A

commercial

24
Q

certificaat van oorsprong

A

certificate of origin

25
Q

schrifelijk bevestigen

A

to confirm in writing

26
Q

archief

A

file

27
Q

doorgeven

A

to pass on

28
Q

verpakking

A

packaging

29
Q

opvulsel, beschermmateriaal

A

padding

30
Q

vat

A

barrel

31
Q

doos

A

box

32
Q

blik

A

tin

33
Q

kist

A

case

34
Q

houten vat

A

cask

35
Q

krat

A

crate

36
Q

groot blik

A

drum

37
Q

glazen pot

A

jar

38
Q

pakje

A

packet

39
Q

zak

A

sack

40
Q

inpakken in papier

A

to wrap

41
Q

inpakken in doos

A

to pack

42
Q

waterbestendige kleding

A

waterproof lining

43
Q

verzenden

A

to forward

44
Q

verzenden

A

to send

45
Q

onderweg/ tijdens vervoer

A

in transit

46
Q

zeewaardig

A

seaworthy

47
Q

motor vessel

A

ms (moterschip)

48
Q

Steam ship

A

ss (stoomschip)

49
Q

per spoor

A

by rail

50
Q

verzenddatum

A

date of despatch

51
Q

vrachtbrief

A

consignment note

52
Q

wordt verwacht

A

due to….arrive

53
Q

de trein moet nu komen

A

the train is due to arrive

54
Q

het schip zal vertrekken op

A

the ship is due to sail on

55
Q

vrachttarieven

A

freight rates

56
Q

zending

A

consignment

57
Q

pakhuis

A

warehouse

58
Q

(ver)zending

A

shipment

59
Q

vracht/ lading

A

freight

60
Q

verschepen

A

to ship

61
Q

scheepvaartmaatschappij

A

shipping company

62
Q

rederij

A

shipping line

63
Q

laden

A

to load

64
Q

lossen

A

to unload

65
Q

bestemmingshaven

A

port of destination

66
Q

haven van vertrek/ aankomst

A

port of departure/ arrival

67
Q

planning

A

schedule

68
Q

tarieven, prijzen

A

rates

69
Q

opslagruimte

A

storage

70
Q

opslagruimte

A

storage

71
Q

bloembol

A

flower bulb

72
Q

flight schedule

A

vluchtschema

73
Q

zending

A

consignement

74
Q

vrachtkantoor

A

cargo office

75
Q

dienstregeling (van vliegtuigen, treinen etc)

A

timetable

76
Q

koelkamer

A

cold-storage room

77
Q

luchttransport

A

air-freight

78
Q

luchtvrachtbrief

A

airway bill

79
Q

afhandelingskosten

A

handling charges

80
Q

regelen, zorgen voor

A

to arrage for

81
Q

verzendformulier

A

despatch form

82
Q

inspectie door de douane

A

customs inspection

83
Q

tegen alle risicos

A

against all risks

84
Q

ton

A

tonne

85
Q

ter waarde van

A

valued at

86
Q

in een kist verpakken

A

to crate

87
Q

vertrekken

A

to sail

88
Q

leverancier

A

supplier

89
Q

uitgeven, afgeven

A

to issue

90
Q

open polis

A

open policy

91
Q

ongeveer

A

approx

92
Q

jaarlijks

A

annually

93
Q

of

A

whether

94
Q

apparatuur

A

equipment

95
Q

television set

A

televisie

96
Q

premie

A

premium

97
Q

38p per cent

A

38p per £100 verzekerde waare

98
Q

ter waarde van

A

value

99
Q

dekken

A

to cover

100
Q

douane

A

Customs

101
Q

douane factuur

A

customs invoice

102
Q

douane inspectie

A

customs inspection

103
Q

douane beambte

A

customs officer

104
Q

douane voorschriften

A

customs regulations

105
Q

vrij van belasting en invoerrechten

A

duty free

106
Q

in en uitvoerhandel

A

import and export trade

107
Q

invoeren

A

to import

108
Q

uitvoeren

A

to export

109
Q

importeur

A

importer

110
Q

BTW

A

VAT

111
Q

duidelijk

A

clearly

112
Q

ten onrechte

A

wrongly

113
Q

tamelijk

A

fairly

114
Q

nauwelijks

A

hardly

115
Q

blijkbaar

A

apparently

116
Q

droevig

A

sadly

117
Q

verstandig

A

wisely

118
Q

beleefd

A

politely

119
Q

helemaal overtuigd

A

entirely convinced

120
Q

gelukkig

A

fortunately

121
Q

gevestigd

A

established

122
Q

goed ingeburgerd

A

well established