Hoofdstuk 24 Flashcards Preview

English > Hoofdstuk 24 > Flashcards

Flashcards in Hoofdstuk 24 Deck (110)
Loading flashcards...
1
Q

opgelucht

A

relieved

2
Q

opgelucht

A

relieved

3
Q

ergens geschikt voor zijn

A

to be cut out for something

4
Q

vertalen

A

to translate

5
Q

tolken, mondeling vertalen

A

to interpret

6
Q

ondertitel

A

subtitle

7
Q

nasychroniseren in de eigen taal

A

to dub

8
Q

allereerst

A

for one thing

9
Q

lichaamstaal

A

body language

10
Q

erbij passen

A

to match

11
Q

geheel

A

wholly

12
Q

jaarlijks

A

annual

13
Q

geldig

A

current

14
Q

uitgaven

A

expenditure

15
Q

te maken hebben met

A

to relate

16
Q

aanvullen

A

to supplement

17
Q

winst

A

profits

18
Q

handelsactiviteit

A

trading activity

19
Q

verbonden

A

connected

20
Q

filmbibliotheek

A

film library

21
Q

subsidie

A

grant

22
Q

bedruipt zichzelf

A

self funding

23
Q

tijdschriften

A

periodicals

24
Q

onderzoek

A

survey

25
Q

drie van de vier (driekwart)

A

three out of four

26
Q

publiceren

A

to publish

27
Q

van maandag tot zaterdag

A

daily

28
Q

opzetten

A

to establish

29
Q

goh/ nee maar

A

you don’t say

30
Q

de zon schijnt

A

the sun is out

31
Q

hoewel

A

although

32
Q

algemene verkiezingscampagne

A

general election campaign

33
Q

bepaalde

A

particular

34
Q

landelijke pers

A

national press

35
Q

vroeger

A

formerly

36
Q

in zijn geheel

A

altogether

37
Q

op basis van

A

on the basis of

38
Q

inhoud

A

content

39
Q

het kan wel wachten

A

it can keep

40
Q

ergens geschikt voor zijn

A

to be cut out for something

41
Q

vertalen

A

to translate

42
Q

tolken, mondeling vertalen

A

to interpret

43
Q

ondertitel

A

subtitle

44
Q

nasychroniseren in de eigen taal

A

to dub

45
Q

allereerst

A

for one thing

46
Q

lichaamstaal

A

body language

47
Q

erbij passen

A

to match

48
Q

geheel

A

wholly

49
Q

jaarlijks

A

annual

50
Q

geldig

A

current

51
Q

uitgaven

A

expenditure

52
Q

te maken hebben met

A

to relate

53
Q

aanvullen

A

to supplement

54
Q

winst

A

profits

55
Q

handelsactiviteit

A

trading activity

56
Q

verbonden

A

connected

57
Q

filmbibliotheek

A

film library

58
Q

subsidie

A

grant

59
Q

bedruipt zichzelf

A

self funding

60
Q

tijdschriften

A

periodicals

61
Q

onderzoek

A

survey

62
Q

drie van de vier (driekwart)

A

three out of four

63
Q

publiceren

A

to publish

64
Q

van maandag tot zaterdag

A

daily

65
Q

opzetten

A

to establish

66
Q

goh/ nee maar

A

you don’t say

67
Q

de zon schijnt

A

the sun is out

68
Q

hoewel

A

although

69
Q

algemene verkiezingscampagne

A

general election campaign

70
Q

bepaalde

A

particular

71
Q

landelijke pers

A

national press

72
Q

vroeger

A

formerly

73
Q

in zijn geheel

A

altogether

74
Q

op basis van

A

on the basis of

75
Q

inhoud

A

content

76
Q

het kan wel wachten

A

it can keep

77
Q

periodiek (tijdschrift)

A

periodical

78
Q

in klasse onderbrengen

A

to classify

79
Q

consument

A

consumer

80
Q

algemene belangstelling

A

general interest

81
Q

specifieke belangstelling

A

special interest

82
Q

van bedrijf tot bedrijf

A

business-to business

83
Q

omvatten

A

to comprise

84
Q

een brede interesse

A

a wide range of interests

85
Q

tijdschrift

A

magazine

86
Q

behandelen

A

to deal with

87
Q

pensioen

A

retirement

88
Q

komende

A

forthcoming

89
Q

oplage (krant)

A

circulation

90
Q

het wordt verkocht

A

ti sells

91
Q

tussen de

A

in the

92
Q

bestrijken

A

to cover

93
Q

bespreken

A

to review

94
Q

gezichtspunt

A

point of view

95
Q

soortgelijk

A

similar

96
Q

standpunt

A

standpoint

97
Q

terugtrekken

A

to retire

98
Q

oplage van een boek

A

printing

99
Q

iemand verloren hebben

A

to be bereaved

100
Q

vermijden te

A

to avoid

101
Q

overstuur maken/ verdriet doen

A

to distress

102
Q

de dood

A

the final curtain

103
Q

overdreven beschermend

A

over- protective

104
Q

presentator

A

presenter

105
Q

iemand die geld inzamelt voor zijn bedrijf

A

fundraising manager

106
Q

verzoek

A

request

107
Q

troep wilde dieren

A

pack

108
Q

botsing

A

crash

109
Q

daaropvolgend

A

subsequent

110
Q

kleine kerk

A

chapel