Flashcards in Hoofdstuk 7: Moderatie met variantieanalyse Deck (5)
Loading flashcards...
1
1. Wanneer voer je een EEN of TWEE wegsvariantieanalyse uit?
2. Wat zegt eta2 over het gemiddelden tussen groepen?
3. Wat is een gebalanceerd factorial design?
1. a. EENwegsvariantieanalyse= Als je 1 factor hebt > dus 1 numerieke afhankelijke variabele EN 1 categorische variabele.
(Verschil met onafhankelijk t-toets: de categorische onafhankelijke variabele heeft maar 2 waarden/categorieën 'man/vrouw'. Terwijl bij een eenwegsvariantie je meer dan 2 groepen/waarden/categorieën hebt.
b. TWEEwegsvariantieanalyse= Als je 2 factoren hebt, zodat je ook een interactie-effect kunt hebben (en hoofd-effecten). Dus dan heb je niet 1, maar 2 onafhankelijke categorische variabelen. Dus het vermelden van het interactie-effect op het tentamen moet wanneer je drie variabelen in totaal hebt. Dat heb je altijd met een tweewegsvariantie.
~Voorbeeld: Tweewegsvariantieanalys test de effecten van beide factoren op de uitkomstvariabele (y) in 1 keer. De geteste effecten zijn hoofd-effecten (hebben een algemeen effect), het effect van de endorser factor toont de gemiddelde verschillen voor de endorsergroepen aan als we geen onderscheid maken tussen geslacht. En het effect van sekse toont het gemiddelde verschil in bereidheid om te doneren tussen vrouwen en mannen zonder rekening te houding met de endorser waar ze aan worden blootgesteld.
> Endorser factor = kon gedaan worden met eenwegsvariantie & sekse factor met t-toets. Maar nu krijg je ze allebei in 1 keer + het interactie-effect van beide op Y.
2. ETA2:
- Hoe groter het effectgrootte (eta2) > hoe meer effect X heeft op de groepen, en dus het verschil in gemiddelden tussen groepen groter is (Clooney: 6,4, Jolie: 6,8, no endorser: 1).
- Hoe kleiner eta2 > hoe minder verschil dus in gemiddelden tussen de groep, dus heeft het niet veel effect op de groepen.
>>> 1%: klein of zwak effect --- 9%: matig effect - 25%: groot of sterk effect.
3. Gebalanceerd factorial design= gelijke subgroepen: het aantallen in een kruistabellen zet, en hetzelfde N is. Ongebalanceerd is dus dat de subgroepen kwa N niet even gelijk zijn, zoals 18 en 7 < niet gelijk.
2
1. Wat is moderatie?
2. Welke 2 soorten moderatie heb je?
1. Moderatie= Als het effect van een factor (X) verschillend/anders is voor verschillende groepen op de andere factor (Z), dan is de eerste factor's effect (X:blootstelling beroemdheid) gemodereerd door de tweede factor (Z:sekse). Het kan voor vrouwen een ander effect hebben dan voor mannen om bereid te zijn te doneren (Y).
> Verschillende effecten voor verschillende groepen.
2. Soorten moderatie:
a) Verschil in sterkte= het effect van vrouwen tegenover mannen is sterker in de ene context dan de andere context (*Context= rokers (1 context), niet-rokers (andere context).
b) Verschil in richting verband (effect direction moderation)= tegenovergesteld effect, het effect voor jolie bij mannen is slecht, terwijl bij vrouwen juist goed is. Het effect van endorser en sekse als hoofdeffect doet er niet toe, is zelfs niet significant, maar er is wel een hoog interactie-effect (kruis tussen pijlen). Geen hoofd-effect want de gemiddelden van endorser en sekse is allebei 4,67.
3
1. Wanneer heb je een hoofd-effect (voor sekse en endorser bijv.)?
2. En wanneer heb je GEEN hoofd-effect?
3. Wanneer weet je of je een interactie-effect hebt?
4. En wanneer heb je GEEN interactie-effect?
1. WEL een hoofd-effect bestaat als de groepen op één predictor (factor, X) ONGELIJKE gemiddelden hebben.
> Een hoofd-effect reflecteert het verschil tussen gemiddelden voor groepen binnen 1 factor (onafhankelijke variabele, voor alleen endorser bijv.)
~ voorbeeld: gemiddelden: vrouwen: 6,5 & mannen: 5,0 = hoofd-effect sekse.
2. GEEN hoofd-effect: Als de groepen GELIJKE gemiddelden hebben, is er geen effect, en is het effect voor alle groepen hetzelfde. Anders was het een rechte lijn.
> geen verschil tussen groepen? Geen hoofd-effect.
3. WEL interactie-effect:
Als de lijnen elkaar kruizen. Vrouwen (8) scoren een hogere bereidheid om te doneren / gemiddelde bij de endorser 'Clooney' dan bij mannen (4). Nu heb je wel moderatie, want het (clooney-) effect is anders voor vrouwen dan voor mannen. En mannen (7,5) scoren juist hoger op Jolie dan vrouwen (3,5)
~ Voorbeeld: Clooney heeft zijn charmes gebruikt waardoor vrouwen meer bereid zijn te doneren, en bij mannen heeft het juist een averechts effect
4. GEEN interactie-effect:
Wanneer de lijnen parallel aan elkaar lopen. Dan zijn de verschillen voor zowel vrouwen als mannen hetzelfde en is er geen sprake van moderatie. Dit betekent dat het effect van geslacht hetzelfde is voor alle (in welke groep je zit) blootstelling aan endorsers. Het maakt niet uit of je een vrouw of een man bent door wie je wordt beïnvloed, jolie heeft hetzelfde effect op vrouw en man.
4
1. Hoe krijg je de binnenvariantie? (kwa gemiddelden)
2. Hoe krijg je de de tussenvariantie?
3. Hoe krijg je de totale variantie?
1. Binnenvariantie= Het verschil tussen de gemiddelde score van een individu EN de gemiddelde score van de groep (clooney, jolie, no endorser) waar die individu bij hoort. (nog wel in het kwadraat en optellen; 4 groepsleden, dus 4 individu score).
2. Tussenvariantie= Het verschil tussen de gemiddelde score van de groep (clooney, jolie, no endorser) EN de gemiddelde score van ALLE participanten (dus van alle drie groepen: dus de grand mean). (nog wel in het kwadraat en optellen). Dus krijg je de variantie van groepsgemiddelden.
> Eta2 wordt ook hoger als de tussenvariantie (dus gemiddelden tussen groepen) groter wordt (want dan is het effect tussen groepen groot, clooney en jolie: veel (=exposure, X) effect op doneren, no endorser: nauwelijks (=exposure, X) effect op doneren.
3. Totale variantie=Het verschil tussen de gemiddelde score van de individu EN de gemiddelde score van alle participanten. (nog wel in het kwadraat en optellen).
5